Zijn leven
Hendrik Valk 1897 – 1986
Een schilderij van Hendrik Valk herken je direct. Hij heeft een geheel eigen gestileerde vormgeving waarin hij zijn onderwerp probeert terug te brengen tot de essentie. Hij gebruikt alleen rechte lijnen en meestal maar enkele kleuren, tegen een wit fond.
Op het eerste gezicht is er een verwantschap met het werk van Bart van der Leck. Maar waar Van der Leck de werkelijkheid omzet in abstracte vormen, probeert Valk alleen die elementen over te houden die de kern van de werkelijkheid kunnen overbrengen. Je zou kunnen zeggen dat Valk uiteindelijk natuurgetrouwheid nastreefde, terwijl Van der Leck zocht naar een eigen werkelijkheid in de zichtbare.
Hieronder een kort overzicht van zijn leven en werk, verdeeld in een aantal periodes die natuurlijk minder scherp waren afgebakend dan de exacte jaartallen doen voorkomen.
1916-1926: zoekend kunstenaar
Hendrik Valk wordt geboren in 1897 in een kunstzinnig en intellectueel gezin. Nadat hij in 1916 zijn opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag heeft voltooid, woont hij tien jaar in en om Leiden. In deze periode is hij een jonge, zoekende kunstenaar, die de mogelijkheden van kunstvernieuwingen verkent, zoals het expressionisme en de abstracte kunst. Al vrij snel komt hij op het spoor van een schilderstijl waar hij zich de rest van zijn artistieke leven op zal toeleggen, en die hij steeds verder zal perfectioneren. Hij begint doorgaans met een naturalistische afbeelding die hij vervolgens stap voor stap vereenvoudigt, tot de essentie van de voorstelling overblijft. Eén van de technieken die hij gebruikt, is om de achterkant van een tekening met houtskool in te ‘zwarten’ en dan op een stuk wit geschilderd board of vel papier te plakken. Met een hard potlood (later een ballpoint) trekt hij vervolgens de belangrijkste lijnen over, die dan als nieuwe schets op het onderliggende materiaal terecht komen. Zo werkt hij van voorbereidende schets tot uiteindelijke compositie.
De beroemdste anekdote over deze periode verhaalt hoe Valk door Theo van Doesburg bij De Stijl is gevraagd. “Je hoort bij ons”, zou de Stijl-voorman hebben gezegd, en gelet op de rechte lijnen en Valks beperkte kleurgebruik is er natuurlijk ook verwantschap. Valk wil zich echter niet vastleggen aan een program. Hij is het ook oneens met de keuze voor tweedimensionale abstractie. Valk ziet de kunstenaar als een magiër die een hogere dimensie in de werkelijkheid kan oproepen, en hij begrijpt niet hoe het wéglaten van de derde dimensie die weg zou kunnen openen. Hij vervolgt zijn eigen weg. De what-if-vraag is onontkoombaar: wat als Valk ja gezegd had? Zou hij dan een mondiale grootheid als Mondriaan geweest zijn? Misschien – maar er zou ons misschien ook een uniek oeuvre zijn onthouden.
In de periode 1924-1926 komt hij in een persoonlijke crisis terecht. Ondanks een aantal positief besproken solo- en groepstentoonstellingen twijfelt hij aan een carrière als vernieuwend kunstenaar. Deze crisis is mede veroorzaakt door aantal stukgelopen liefdesrelaties. In 1926 krabbelt hij op door te kiezen voor een “burgerbestaan”: hij wordt docent tekenen aan de academie “Kunstoefening” in Arnhem, en kiest voor het stichten van een gezin. Dit laatste doet hij met een nieuwe liefde die hij op de academie ontmoet: de van oorsprong Russische Tatiana Kotschergina, een van zijn studenten.
1926-1945: realisme
Bij zijn sollicitatie voor de academie in Arnhem merkt Valk dat de commissie geen interesse heeft in zijn meer experimentele oeuvre. Voor zijn tweede sollicitatieronde maakt hij een aantal realistische werken en wordt aangenomen. In de jaren daarna blijft hij realistisch schilderen en tekenen, mede gestimuleerd door de internationale terugkeer van het realisme in de zogeheten ‘Nieuwe Zakelijkheid’. Op zijn schilderijen zien we wel vaak symbolische of ironisch bedoelde details, die uitdrukking geven aan de zorgen die hij heeft over de wereld – de crisis en het rechts- en links-extremistisch geweld in Europa grijpen de gevoelige Valk aan. Deze beklemming is mogelijk een tweede oorzaak van zijn ‘tijdelijke terugkeer’ naar het realisme; bij de acute dreiging in de wereld voelt abstractie of stilering misschien te veel als een vlucht.
Hij doet nog steeds geregeld mee aan groepstentoonstellingen, maar de publieke erkenning voor zijn kunstenaarschap blijft tegenvallen. Wel is hij een drijvende kracht van het culturele leven in Arnhem, waar hij toneelvoorstellingen, cabarets en feesten organiseert en vorm geeft.
In de oorlog kan hij nog lang doorwerken, tot het gezin Valk tijdens de slag om Arnhem geëvacueerd wordt. In de laatste oorlogswinter woont het gezin op de Veluwe, en moet Valk soms ‘schilderen voor eten’. Terug in zijn huis in Arnhem, na de bevrijding, blijkt een groot deel van zijn vooroorlogse werk vernietigd te zijn bij de gevechtshandelingen in de stad.
1945-1962: de aanloop
Na de oorlog neemt Valk zijn werk in de academie weer op. Hij is een geweldige leraar, getuige het groot aantal oud-leerlingen die hem noemen als inspirator en vakman. Ook stort hij zich opnieuw op het culturele leven in Arnhem. In alle overige uren houdt hij zich bezig met zijn eigen kunstenaarschap: hij maakt schetsen en werkt ideeën verder uit, maar hij treedt weinig naar buiten met zijn werk. Het gezin Valk vangt in die jaren veel Russische vluchtelingen op, die bij Tatiana een vervangend Russisch thuis vinden en intussen vaak door Valk worden geportretteerd.
In de loop van de jaren 50 neemt zijn werklust toe. Zijn pensionering nadert en de stijl die hij in de jaren ’20 ontwikkelde komt tot volle wasdom.
1962-1986: bloei en erkenning
De productie van de gepensioneerde Valk is groot; hij wijdt zich volledig aan het schilderen. Hij maakt veel portretten, bloemstillevens, natuurgezichten en schilderijen met religieuze thematiek. Soms baseert hij zich op eerder werk: thema’s uit zijn vroegste jaren pakt hij weer op en vertaalt hij in zijn kenmerkende rechtlijnige stijl; schetsen uit de jaren ’40 promoveren alsnog tot volwaardig schilderij.
Grote doorbraak is de solotentoonstelling in 1966, in de Arnhemse galerie van zijn zoon Felix, Galerie 20. Deze trekt landelijke aandacht. Volgens een van de besprekingen bleek zich al die tijd ‘in het verborgene’ een groot Nederlands kunstenaar te hebben opgehouden. Tot Valks dood in 1986 volgen nog 30 tentoonstellingen.
Naast zijn bekende – en inmiddels breed gewaardeerde – Valk-stijl van schilderen, legt hij zich ook toe op een nieuwe techniek: schilderen op en achter glas. Hij mag dan meesterlijk in staat zijn om diepte te suggereren met zijn minimalistische lijnen en vlakken, de derde dimensie blijft hem bezig houden. De glasplaten heeft hij na de oorlog van een fotografe gekregen. Door een beeltenis op het glas te combineren met het schilderwerk dat erachter ligt, is er diepte en schaduw in het werk. Valk is erg enthousiast over zijn vinding; de kritiek is er minder van gecharmeerd, al is er ook waardering voor enkele geslaagde ‘achterglasschilderijen’.
Ook na zijn dood in 1986 blijft de aandacht voor deze unieke kunstenaar groot. Bijna elk jaar is er nog wel een tentoonstelling geweest waar Valken te zien waren, of waarin zijn werk centraal stond. Dochter Else schonk in 2014 een groot aantal werken aan museum De Lakenhal in Leiden, wat gevolgd werd door een mooie tentoonstelling aldaar. In 2019 was er nog een overzichtsexpositie in Museum Jan Cunen in Oss, waarvoor 70 werken bijeengebracht werden. Valk blijft het publiek aanspreken.